De koning genoot altijd van Koningsdag. Hij bezocht verschillende steden en dorpen, waar hij werd toegejuicht door de mensen. Hij speelde spelletjes met de kinderen, proefde lekkernijen van de markt en luisterde naar muziek en gedichten. Hij vond het heerlijk om te zien hoe blij en creatief zijn onderdanen waren.
Maar op een dag merkte hij iets op dat hem verdrietig maakte. Hij zag dat de docenten in zijn land ondergewaardeerd werden. Ze werkten hard om de kinderen te onderwijzen, maar ze kregen weinig loon, weinig respect en weinig waardering. Ze moesten vaak staken voor betere arbeidsomstandigheden, maar ze werden genegeerd of bekritiseerd door de regering. De koning vond dit onrechtvaardig en onverstandig. Hij wist dat de docenten de toekomst van zijn land vormden. Zonder hen zou er geen kennis, geen kunst en geen cultuur zijn.
De koning besloot dat hij iets moest doen om de docenten te helpen. Hij bedacht een plan om hen te eren op Koningsdag. Hij liet een speciale medaille maken voor elke docent in het land, met de tekst: “Bedankt voor uw bijdrage aan ons koninkrijk”. Hij stuurde een brief naar alle scholen, waarin hij de docenten uitnodigde om naar het paleis te komen op Koningsdag. Hij beloofde hen een feestelijke ontvangst, een koninklijke onderscheiding en een verrassing.
De docenten waren verbaasd en vereerd door de uitnodiging van de koning. Ze hadden nooit verwacht dat hij zo veel aandacht aan hen zou besteden. Ze besloten om massaal naar het paleis te gaan op Koningsdag. Ze trokken hun mooiste kleren aan, namen hun leerlingen mee en stapten in bussen, treinen en auto’s.
Toen ze bij het paleis aankwamen, werden ze verwelkomd door de koning zelf. Hij stond op een podium voor het paleis, omringd door bloemen en vlaggen. Hij hield een toespraak, waarin hij zijn dankbaarheid en bewondering uitsprak voor de docenten. Hij zei dat ze de helden van zijn land waren, en dat hij hen nooit zou vergeten. Hij reikte persoonlijk de medailles uit aan elke docent, en gaf hen een warme handdruk of een knuffel.
De docenten waren ontroerd door de woorden en het gebaar van de koning. Ze voelden zich gewaardeerd en gerespecteerd als nooit tevoren. Ze juichten en applaudisseerden voor de koning, die glimlachte en zwaaide naar hen.
Maar dat was nog niet alles. De koning had nog een verrassing voor de docenten. Hij nodigde hen uit om met hem mee te gaan naar het paleis, waar hij een groot feest had georganiseerd. Er was eten en drinken in overvloed, er was muziek en dans, er waren spelletjes en cadeaus. De koning mengde zich onder de docenten, en praatte met hen over hun werk, hun passies en hun dromen. Hij luisterde aandachtig naar hun verhalen, hun problemen en hun wensen. Hij beloofde hen dat hij meer zou doen om hun situatie te verbeteren. Hij zei dat hij meer geld zou vrijmaken voor het onderwijs, dat hij meer respect zou eisen voor de docenten, en dat hij meer waardering zou tonen voor hun inzet.
De docenten waren dolgelukkig met het feest en de beloftes van de koning. Ze gingen terug naar hun scholen, waar ze met nieuwe energie en enthousiasme hun werk deden. Ze merkten al snel dat de koning zijn woord had gehouden. Ze kregen meer loon, meer respect en meer waardering. Ze kregen ook meer middelen, meer vrijheid en meer ondersteuning. Ze konden beter lesgeven, beter leren en beter groeien.
De kinderen profiteerden ook van de veranderingen. Ze kregen beter onderwijs, betere kansen en betere vooruitzichten. Ze werden slimmer, creatiever en gelukkiger. Ze hadden meer plezier, meer interesse en meer ambitie. Ze werden de beste versie van zichzelf.
De koning was trots op zijn land. Hij zag dat het onderwijs de sleutel was tot het welzijn en de welvaart van zijn volk. Hij zag dat de docenten de sleutel waren tot het onderwijs. Hij zag dat hij de sleutel was tot de docenten. Hij besloot om elk jaar op Koningsdag een feest te geven voor de docenten, om hen te bedanken en te eren voor hun bijdrage aan zijn koninkrijk.
En zo leefden ze nog lang en gelukkig.
]]>Ik herinner me nog dat de webshop die ik samen met een andere groep leerlingen maakte voor een echte webshop werd aangezien, waardoor we de “klant” moesten teleurstellen dat het slechts om een schoolproject ging.
Hij was als een mentor die de geheimen van de informatica onthulde. Ik ben hem nog steeds dankbaar voor zijn lessen en zijn passie.
Helaas hebben veel scholieren tegenwoordig niet meer de kans om zo’n docent te treffen. Er is namelijk een groot tekort aan docenten informatica in het Nederlandse voortgezet onderwijs. Slechts 50% van de middelbare scholen geeft onderwijs op dit gebied. En dit komt met name door een gebrek aan voldoende docenten informatica. Het is een grote leegte die niet gevuld kan worden en dat in het hart van het toekomstbestendige onderwijs. Sterker nog, volgend jaar wordt een docententekort van 20 procent verwacht; onderzoeksbureau CentERdata denkt dat in 2025 bijna de helft van de gezochte docenten niet kan worden gevonden.
De overheid probeert deze uitdaging op te lossen door meerdere routes richting het docentschap aan te bieden. Zo zijn er subsidies voor zij-instromers, lerarenbeurzen voor bijscholing en regionale samenwerkingsverbanden tussen scholen en opleidingen. Dit zijn allemaal goede initiatieven - en ook broodnodig - maar ze vergeten een belangrijke factor voor het tekort: het salaris van een docent informatica is vele malen lager dan wat informatici in het bedrijfsleven kunnen verdienen. Het is alsof de overheid een pleister plakt op een open wond, zonder de oorzaak aan te pakken.
Het salaris zal één van de belangrijkste redenen zijn om niet voor het onderwijs te kiezen. Het verschil tussen onderwijs en bedrijfsleven kan oplopen tot duizenden euro’s per maand. Dat is een groot obstakel voor veel informatici die wel interesse hebben in het overdragen van hun kennis en vaardigheden aan de volgende generatie. Zeker als ze ook nog rekening moeten houden met andere factoren, zoals werkdruk, administratieve lasten en gebrek aan waardering vanuit de samenleving. Het is alsof ze moeten kiezen tussen hun passie en hun portemonnee. Nu is geld natuurlijk niet de enige motivatie in het leven, maar het huidige contrast tussen wens en werkelijkheid is wel erg pijnlijk.
Geen enkele oplossing gaat werken zolang het salaris van docenten niet gelijk wordt gesteld aan salarissen in het bedrijfsleven (of daar in ieder geval veel dicher bij in de buurt komt). Het wordt tijd dat de overheid erkent dat docenten informatica een schaarse en waardevolle groep is, die essentieel is voor de toekomst van onze digitale samenleving. Het is tijd dat de overheid investeert in het aantrekken en behouden van deze docenten, door ze een eerlijk en concurrerend salaris te bieden. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat elke scholier de kans krijgt om een geweldige informatica-docent te treffen, zoals ik die ooit had. Het is tijd om de kloof te dichten met waardering.
]]>Maar toen kwam hij binnen. Hij heette Kevin en hij was te laat. Hij droeg een zwarte capuchontrui en een spijkerbroek met gaten. Hij had een rugzak om zijn schouder en een koptelefoon op zijn hoofd. Hij liep naar de achterste rij en ging zitten zonder iets te zeggen.
Ik besloot hem te negeren. Ik had geen zin in een confrontatie. Ik wist dat hij een lastige leerling was. Hij had altijd commentaar op alles en iedereen. Hij haalde slechte cijfers en spijbelde regelmatig. Hij had geen respect voor de leraren of de regels. Hij vond school zinloos en saai.
Ik ging verder met de les. Ik vroeg aan de leerlingen of ze al een onderwerp hadden bedacht voor hun betoog. De meesten antwoordden met iets als: klimaatverandering, dierenrechten, racisme, corona, immigratie, euthanasie, abortus, drugs, vuurwerk, Zwarte Piet. De gebruikelijke onderwerpen.
Maar toen stak Kevin zijn vinger op.
“Ja, Kevin?” vroeg ik met tegenzin.
“Ik wil schrijven over het Nederlandse onderwijs,” zei hij.
“O ja?” zei ik. “En wat wil je daarover zeggen?”
“Nou,” zei hij, “dat het Nederlandse onderwijs kut is.”
Er viel een stilte in de klas. Sommige leerlingen gniffelden, andere keken geschokt of verveeld.
“Kun je dat misschien iets netter formuleren?” vroeg ik.
“Oké dan,” zei hij. “Dat het Nederlandse onderwijs slecht is.”
“En waarom vind je dat?” vroeg ik.
“Omdat we hier niks leren,” zei hij. “We krijgen alleen maar stomme opdrachten en saaie lessen. We moeten dingen onthouden die we nooit meer nodig hebben. We worden getest op dingen die we niet begrijpen of interesseren. We worden niet voorbereid op de echte wereld of onze toekomst.”
“Dat is nogal een boude bewering,” zei ik. “Heb je daar ook argumenten voor?”
“Ja hoor,” zei hij. “Kijk maar naar de feiten.”
Hij haalde zijn telefoon uit zijn zak en begon te scrollen.
“Het Nederlandse onderwijs is gezakt op de internationale ranglijsten,” zei hij. “We scoren slechter dan andere landen op lezen, rekenen en wetenschap.”
Hij liet me zijn scherm zien waarop een grafiek stond met rode pijlen naar beneden.
“Het Nederlandse onderwijs is ongelijk,” zei hij. “Er zijn grote verschillen tussen scholen en tussen leerlingen met verschillende achtergronden en niveaus.”
Hij liet me zijn scherm zien waarop een tabel stond met cijfers en percentages.
“Het Nederlandse onderwijs is verouderd,” zei hij. “We leren niks over digitale vaardigheden, creativiteit, kritisch denken of burgerschap.”
Hij liet me zijn scherm zien waarop een lijst stond met vakken die we niet hadden op school.
“Het Nederlandse onderwijs is demotiverend,” zei hij. “We hebben geen plezier of passie in wat we doen. We worden alleen maar gestrest en depressief.”
Hij liet me zijn scherm zien waarop een artikel stond over de mentale gezondheid van jongeren.
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik was onder de indruk van zijn betoog. Hij had zich goed voorbereid en had duidelijke argumenten. Hij had meer gezegd dan ik had verwacht.
Maar ik was ook geïrriteerd door zijn betoog. Hij had alleen maar geklaagd en geen oplossingen geboden. Hij had geen respect getoond voor mij of voor het onderwijs. Hij had mij het gevoel gegeven dat ik mijn werk niet goed deed.
Ik besloot hem uit te dagen.
“Oké, Kevin,” zei ik. “Je hebt je punt gemaakt. Maar wat wil je dan? Wat zou jij veranderen aan het Nederlandse onderwijs?”
Hij keek me aan met een blik die een mengeling was van triomf en minachting.
“Ik zou alles veranderen,” zei hij.
“Alles?” vroeg ik.
“Ja, alles,” zei hij.
“En hoe zou je dat doen?” vroeg ik.
“Hoe ik dat zou doen?” herhaalde hij.
“Ja, hoe je dat zou doen,” zei ik.
Hij zweeg even. Hij leek te zoeken naar een antwoord.
Toen haalde hij zijn schouders op en zei:
“Weet ik veel.”
De klas barstte in lachen uit. Ik kon een glimlach niet onderdrukken.
Kevin zette zijn koptelefoon weer op en keek uit het raam.
Ik ging verder met de les.
]]>Tijdens deze activiteit proberen leerlingen in groepjes (in mijn geval groepjes van 3) een moordmysterie op te lossen. Dit doen ze aan de hand van een interactieve PowerPoint-presentatie. Hierin kunnen ze verschillende personen “interviewen”. De groepjes kunnen pas de verklaring van een persoon lezen als ze een informatica-gerelateerde vraag goed beantwoorden. Deze vragen kun je natuurlijk ook aanpassen op basis van je huidige module (van informatica of een ander vak), waardoor deze activiteit met enig aanpassingswerk altijd wel te gebruiken is. Of je gebruikt ‘m gewoon zoals ‘ie nu is.
]]>Als je voor het eerst leert programmeren, kan dat best lastig zijn. Zeker als je al die nieuwe concepten op een abstracte manier benaderd. Je kunt iemand namelijk uitleggen dat je data kunt opslaan in variabelen, of in lijsten, of in dictionaries. Om die concepten vervolgens te gaan gebruiken in combinatie met functies, classes en interfaces. Leuk hè? Of ben je al afgehaakt.
Gelukkig zijn er manieren om programmeren te leren in de context van iets anders. Bijvoorbeeld door digitale kunst te maken met Python Turtle of Processing. Of door iets anders dat ik recent heb ontdekt en enthousiast over ben: door met code muziek te maken!
Eén van de hiervoor beschikbare gereedschappen is Sonic Pi (ontworpen door Sam Aaron). Variabelen kun je dan opeens gebruiken om muzieknoten in op te slaan. Lijsten komen tot leven met behulp van toonladders. En in een dictionary sla je toch gewoon akkoorden op? Zonder dat je het door hebt kun je met wat simpele beats al een hele hoop programmeerconcepten langs laten komen.
Dat heb ik dan ook gedaan tijdens een recente activiteitenweek op het Petrus Canisius College (PCC). Met een drietal uitdagingen van bekende nummers en een heel klein beetje muziektheorie (niet veel meer dan logisch puzzelen en nadenken) kom je al een heel eind in één uurtje!
]]>Let me confess something: I’ve made mistakes in the past when learning a new programming language. I used to find out about a new language, find some guide or course to learn about it, and then I watched. Or read. And then watched again, thinking that was enough to know all about it.
And you know what? It worked. I did know all about the language. Until time passed and I didn’t.
The reason? I learned by watching other people writing code. I learned by reading guides and somehow expected that would secure the knowledge. And above all: I learned “just in case” instead of “just in time”.
With “just in case” learning, you learn as much as you can about something, just in case you need it sometime in the future. It’s like how most schools approach learning. Instead, with “just in time” learning, you learn just enough about something to be able to use it. Just enough to be able to reach a goal you set for yourself. With the extra benefit that you’re using that what you’ve learned.
If I would have used this strategy with programming languages, I would have learned just enough to be able to use it in a project. And when I realized I had to gain more knowledge, I would have used “just in time” learning again. Just for that specific part of knowledge.
Now don’t get me wrong. When learning a new programming language, you do need to know about some basics. You need to know how a computer program works. You need to know about instructions and how to use them. You need to know about input and output. But even for those things, you can learn them “just in time”. You can learn them because you have this bigger goal of learning a programming language. And the extra benefit: you use these basic concepts of programming when learning that new programming language.
Do you want to learn something and still remember what you’ve learned a few months or even years from now? Learn “just in time” instead of “just in case”.
]]>Above all, when interviewing someone, I want it to be a casual conversation. A conversation you would have on a Friday afternoon, with some food and drinks. A conversation that is - in some way - informal. But, questions can help to (re)start a conversation that’s stuck. So I’m always on the lookout for inspiring questions I can use during interviews.
Here are three questions I recently found online that I’m eager to try out soon:
The start of my new role as a development coach was a dive into unknown territory. I went from building things to coaching others to build things to the best of their abilities.
At first, I thought: “OK, here we go. Let’s transfer my knowledge, tips and tricks I gathered throughout the years to the people I coach.” That would be the best way to go, right? Because if those things worked for me, they would be working for others as well.
Things turned out a little different.
It turned out that things that worked for me, might not work for others. Things that worked for me, worked because of my circumstances. They worked because I arranged my life in a certain way. Other people’s circumstances turned out to be quite different. So, the things that worked for me didn’t always work for others.
But if you cannot tell other people what they could do, then what is the role of a development coach or a manager?
It all comes down to this quote:
The best coaches and managers ask more than they tell.
They know what questions to ask, letting other people find the answers themselves. A good coach has another pair of eyes and ears that look and listen to a situation and ask questions. They can judge a situation from a helicopter’s view. They know how to trigger people to approach situations in another, better way.
A development coach turns out to be more of a questioner than a provider of answers. A person who asks more than he tells.
Read more about the 25 micro-habits of high-impact managers.
]]>The Dutch CoronaCheck application is used to determine if you’re allowed into social events, like cafés, restaurants and cinemas. Like most applications, the CoronaCheck contained some growing pains and bugs, but one of the bugs caught my attention.
If your name contained special characters (like an é or an ô) or hyphens, the application wasn’t able to provide you with the QR-code that is necessary to get access to events. Without knowing the exact details, to me it looks like there was an encoding difference, leading to problems when comparing two texts with a different encoding.
This example shows that when you’re developing software, it’s important to get the basics right. It’s important to build a proper foundation for your application which you can continue to build upon for years to come. It’s like building a house: when the foundation is broken, it’s extremely hard to build upon it - if it’s possible at all.
A few pointers on how to avoid these foundational problems:
The shipbuilders were given an unlimited budget to build the new battleship. All trees that could be found were chopped down and their wood was used to construct the mightiest ship ever built.
However, there was one problem.
The king could not make up his mind on how the final ship should look like. While the ship was built, he kept changing his mind. At first, the ship would have 32 cannons on deck, and the length of the ship was designed exactly to hold that amount of firepower. When work was well underway to build the ship as requested, the king first changed his mind.
Instead of 32 cannons, he wanted to have 36 of them, aligned in two separate rows as opposed to one single row. Also, he wanted to add 48 mortars and some small-calibre weapons. The shipbuilders frowned upon these changed requirements but executed them anyway. Because who in his right mind would argue the will of a king? Some 400 people were instructed to make the necessary adjustments and were well underway until the king changed his mind again.
Instead of the previously requested weaponry, the king now wanted a whopping total of 64 cannons spread over the whole length of the ship. Even the king understood that so many cannons required a taller ship. So, he ordered the shipbuilders to extend the ship in order to have enough space for all the new cannons.
The shipbuilders continued building, while the king kept changing his requirements. But, after many years of work, the ship was finally ready to set sail into uncharted territory. The king made sure the moment would be caught in history and arranged for fireworks to be shot into the air and a festive meal to be served to all those who were lucky enough to attend the grand départ.
Finally, after huge amounts of effort, the Vasa finally set sail. The king could not be happier. People were stunned at the sight of such an impressive ship. But then, an unexpected gust of wind caught the ship, making it swing dangerously from left to right. The ship barely survived its first meters, until a second blow hit it, causing cannons to be tipped over into the sea, further destabilizing the ship. Even the heroic efforts of the ship’s crew could not avert the tragic event of the Vasa to completely sink, only minutes after it first set sail.
Years later, the bizarre story of the Vasa has become well-known in the world of software development. The Vasa syndrome is the name for human problems of communication and management that cause projects to fail. The ship has been replaced by a software project and the king by managers that keep adding features to an already unstable product. Our modern world might have fewer sinking ships, but all the more software projects that fail due to requirements that change too much during the development process.
So, next time when you’re building software with your team and recognize these constantly changing requirements, think back to the story of the Vasa and how it failed to meet the king’s unrealistic expectations.
Maybe it’s better to build a small rowing boat first.
Listen to the origin of this story, told by Greg McKeown on the Tim Ferriss Show (from 1:32:28 until 1:35:56).
]]>