Geintegreerd Pedagogisch Handelen.

3 Het pedagogisch klimaat

Een goed pedagogisch klimaat is een voorwaarde voor leren.

3.1 Pedagogisch handelingsrepertoire

Drie aspecten van het Pedagogisch handelingsrepertoire

3.2 Inspelen op basisbehoeften

Drie basisbehoeften voor een stimulerend Pedagogisch klimaat. Deze basisbehoeften vormen samen met het Pedagogisch handelingsrepertoire negen gedragsaspecten van de leraar (in een 3x3 matrix).

Er zijn twee soorten relaties:

  1. relaties rond het leren/werk
  2. sociaal-emotionele relaties

Lesgeven is meer dan alleen theorie overbrengen. Ook de Pedagogische tact van de leraar is belangrijk.

3.3 Interactie en communicatie

Vijf elementen van interactie:

  1. contactinitiatief
  2. ontvangstbevestiging
  3. instemmend benoemen
  4. beurtverdeling
  5. leidinggeven

Het juiste gebruik van taal is voor de leraar belangrijk. Drie uitgangspunten:

  1. ondersteunend
  2. sensitief en responsief
  3. positief

Reageren is responsief of directief:

  • responsief: reageren op gedrag in de vorm van een vraag
  • directief: reageren op gedrag door te handelen

Reflectie is terugkijken op een gebeurtenis op zo'n manier dat je ervan kunt leren voor de toekomst.

Leraren geven vaak complimenten op basis van resultaat (bijvoorbeeld een goed cijfer) maar zouden eigenlijk complimenten moeten geven op basis van proces (bijvoorbeeld de moeite die een leerling ergens in heeft gestoken).

Twee soorten populariteit, waarbij de focus zou moeten liggen op de tweede:

  1. status
  2. likeability

Leraren moeten richting en structuur bieden om leerlingen aan het werk te houden. Zie ook Instructie geven voor zelfwerkzaamheid.

Motivatie kan Intrinsieke motivatie of Extrinsieke motivatie zijn.

3.4 Les- en klassenorganisatie

Vier kernthema's voor klassenmanagement:

  1. regels en routine
  2. omgaan met ordeverstorend gedrag
  3. de relatie tussen docent en leerling
  4. de mentale instelling van de docent

Een volledige instructie bestaat uit een aantal onderdelen. Zie hiervoor Lesfasen.

Een lesvoorbereiding bestaat uit zowel het voorbereiden van de theorie als het voorbereiden van klassenmanagement: hoe gaan de leerlingen aan de slag met de theorie?

De Taxonomie van Bloom en het OBIT-model.

Fasen in de Groepsvorming.

Je kunt ordeverstoringen door leerlingen managen met behulp van een Escalatieladder.

3.5 Orde houden

Belonen van gewenst gedrag werkt beter dan het bestraffen van ongewenst gedrag.

De Roos van Leary.

Je kunt responsief of directief reageren op ongewenst gedrag:

  • responsief: vraag de leerling waarom hij zo doet
  • directief: vertel de leerling dat hij moet stoppen

Er zijn verschillende soorten straffen:

  • materiële straf (inbeslagname eigendommen)
  • sociale straf (buiten de groep zetten)
  • activiteitenstraf (schoolgerichte taak uitvoeren)
  • fysieke straf (fysieke taak uitvoeren)
  • tijdstraf (vrije tijd ontnemen)

Er zijn ook verschillende soorten beloningen:

  • sociale beloning
  • ruilbeloning (privilege)
  • activiteitenbeloning
  • materiële beloning

4 Pedagogisch-didactisch handelen in de leeromgeving

4.1 Leren en ontwikkelen

Definitie van leren (en Effectief leren), inclusief vormen van leren en hoofdstromingen.

Executieve functies: processen die je nodig hebt om activiteiten te plannen en te sturen. In de adolescentieperiode kunnen executieve functies worden bemoeilijkt door de ontwikkeling van het brein. Leraren en ouders kunnen helpen door het geven van sturing en structuur.

  • Behaviorisme: aanleren van waarneembaar gedrag, door middel van belonen en straffen. Ook wel conditionering genoemd.
  • Cognitivisme: leren door middel van kennis over informatieverwerking, via (externe) prikkels komt informatie in het kortetermijngeheugen en wordt vervolgens opgeslagen in het langetermijngeheugen. Dus: het verwerkingsproces van het menselijk brein.
  • (Sociaal) constructivisme: leren door middel van zelf maken, zelf creëren. Dit gaat verder dan (passief) informatie vergaren zoals bij het cognitivisme. Je moet daadwerkelijk met de nieuwe informatie aan de slag gaan (constructie).

4.2 Onderwijsvernieuwing: de pedagogische dimensie centraal

Veel onderwijsvernieuwingen zijn tegenwoordig terug te zien in het reguliere onderwijs: kringgesprekken, weekopeningen, weeksluitingen (jenaplan), dag- en weektaken (dalton), heterogene groepen (jenaplan, montessori).

  • Montessori: onderwijs gestoeld op meten en vergelijken van grote aantallen leerlingen (datagericht). Focus op ontwikkelen tot onafhankelijke persoonlijkheid, bekwaamheden om in werk en samenleving te kunnen functioneren en leren vervullen van een maatschappelijke rol.
  • Dalton: leerlingen kiezen zelf het tijdstip en temp waarop ze aan een bepaald onderwer werken. Dit doen ze samen in kleine groepjes.
  • Jenaplan: nadruk op lichamelijke- en kunstzinnige vorming, focus op natuurlijke ontwikkeling van leerlingen. Principes zijn opvoeden tot inclusief denken, humanisering en democratisering door nadruk op dialoog.
  • Vrije school: optimale begeleiding om leerlingen te laten worden wie ze zijn, leraren krijgen de vrijheid om onderwijs voor hun leerlingen in te vullen. De levensfasen van de opgroeiende leerling staan centraal, er wordt een onderscheid gemaakt in denken, voelen en willen.

Nog een tweetal vormen van leren:

  • Nieuwe leren: de leerling staat centraal en is verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces. De rol van leraar verschuift naar procesbegeleider of -facilitator, of coach.
  • Authentiek leren: leren moet aansluiten bij de behoefte van leerlingen. Wat willen leerlingen zelf leren? Hoe sluit je leren aan bij de belevingswereld van leerlingen, zodat het zo levensecht en realistisch mogelijk wordt?

--

Area: 🧑 Teach