Kevin in de klas (een AI-verhaal)

Het was een gewone maandagochtend. Ik zat achter mijn bureau in het lokaal waar ik Nederlands gaf aan de vierde klas. Ik had net de opdracht uitgelegd voor de komende les: schrijf een betoog over een actueel onderwerp naar keuze. Ik verwachtte geen grote problemen. De meeste leerlingen zouden toch iets overschrijven van internet of een mening ventileren die ze hadden gehoord van hun ouders of vrienden.

Maar toen kwam hij binnen. Hij heette Kevin en hij was te laat. Hij droeg een zwarte capuchontrui en een spijkerbroek met gaten. Hij had een rugzak om zijn schouder en een koptelefoon op zijn hoofd. Hij liep naar de achterste rij en ging zitten zonder iets te zeggen.

Ik besloot hem te negeren. Ik had geen zin in een confrontatie. Ik wist dat hij een lastige leerling was. Hij had altijd commentaar op alles en iedereen. Hij haalde slechte cijfers en spijbelde regelmatig. Hij had geen respect voor de leraren of de regels. Hij vond school zinloos en saai.

Ik ging verder met de les. Ik vroeg aan de leerlingen of ze al een onderwerp hadden bedacht voor hun betoog. De meesten antwoordden met iets als: klimaatverandering, dierenrechten, racisme, corona, immigratie, euthanasie, abortus, drugs, vuurwerk, Zwarte Piet. De gebruikelijke onderwerpen.

Maar toen stak Kevin zijn vinger op.

Een Nederlands klaslokaal

“Ja, Kevin?” vroeg ik met tegenzin.

“Ik wil schrijven over het Nederlandse onderwijs,” zei hij.

“O ja?” zei ik. “En wat wil je daarover zeggen?”

“Nou,” zei hij, “dat het Nederlandse onderwijs kut is.”

Er viel een stilte in de klas. Sommige leerlingen gniffelden, andere keken geschokt of verveeld.

“Kun je dat misschien iets netter formuleren?” vroeg ik.

“Oké dan,” zei hij. “Dat het Nederlandse onderwijs slecht is.”

“En waarom vind je dat?” vroeg ik.

“Omdat we hier niks leren,” zei hij. “We krijgen alleen maar stomme opdrachten en saaie lessen. We moeten dingen onthouden die we nooit meer nodig hebben. We worden getest op dingen die we niet begrijpen of interesseren. We worden niet voorbereid op de echte wereld of onze toekomst.”

“Dat is nogal een boude bewering,” zei ik. “Heb je daar ook argumenten voor?”

“Ja hoor,” zei hij. “Kijk maar naar de feiten.”

Hij haalde zijn telefoon uit zijn zak en begon te scrollen.

“Het Nederlandse onderwijs is gezakt op de internationale ranglijsten,” zei hij. “We scoren slechter dan andere landen op lezen, rekenen en wetenschap.”

Hij liet me zijn scherm zien waarop een grafiek stond met rode pijlen naar beneden.

“Het Nederlandse onderwijs is ongelijk,” zei hij. “Er zijn grote verschillen tussen scholen en tussen leerlingen met verschillende achtergronden en niveaus.”

Hij liet me zijn scherm zien waarop een tabel stond met cijfers en percentages.

“Het Nederlandse onderwijs is verouderd,” zei hij. “We leren niks over digitale vaardigheden, creativiteit, kritisch denken of burgerschap.”

Hij liet me zijn scherm zien waarop een lijst stond met vakken die we niet hadden op school.

“Het Nederlandse onderwijs is demotiverend,” zei hij. “We hebben geen plezier of passie in wat we doen. We worden alleen maar gestrest en depressief.”

Hij liet me zijn scherm zien waarop een artikel stond over de mentale gezondheid van jongeren.

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik was onder de indruk van zijn betoog. Hij had zich goed voorbereid en had duidelijke argumenten. Hij had meer gezegd dan ik had verwacht.

Maar ik was ook geïrriteerd door zijn betoog. Hij had alleen maar geklaagd en geen oplossingen geboden. Hij had geen respect getoond voor mij of voor het onderwijs. Hij had mij het gevoel gegeven dat ik mijn werk niet goed deed.

Ik besloot hem uit te dagen.

Een Nederlands klaslokaal

“Oké, Kevin,” zei ik. “Je hebt je punt gemaakt. Maar wat wil je dan? Wat zou jij veranderen aan het Nederlandse onderwijs?”

Hij keek me aan met een blik die een mengeling was van triomf en minachting.

“Ik zou alles veranderen,” zei hij.

“Alles?” vroeg ik.

“Ja, alles,” zei hij.

“En hoe zou je dat doen?” vroeg ik.

“Hoe ik dat zou doen?” herhaalde hij.

“Ja, hoe je dat zou doen,” zei ik.

Hij zweeg even. Hij leek te zoeken naar een antwoord.

Toen haalde hij zijn schouders op en zei:

“Weet ik veel.”

De klas barstte in lachen uit. Ik kon een glimlach niet onderdrukken.

Kevin zette zijn koptelefoon weer op en keek uit het raam.

Ik ging verder met de les.